• za·vést
  • Afgeleid van het werkwoord vést met het voorvoegsel za-

zavést perfectief  

  1. voeren, brengen, leiden, begeleiden, heenbrengen, heenvoeren
    «Krátká trasa vedoucí po hřebenech jesenických hor nás zavede na tři horské vrcholy.»
    Het korte tracé over de kam van de Jeseníky lopend voert ons naar drie bergtoppen.
  2. aanbrengen, invoeren, inbouwen, implementeren, installeren, inbrengen
    «Pracuje se již také na systémech, kterými bude možno zavést pacientovi malými otvory miniaturní sondy včetně operačních přístrojů.»
    Er wordt reeds ook gewerkt aan systemen, waarmee het mogelijk gemaakt wordt door kleine openingen miniatuursondes inclusief medische instrumenten bij de patiënt in te brengen.
  3. brengen, voeren, verleiden
    «Vláda tehdy zavedla stát na pokraj zkázy.»
    De regering heeft de staat vervolgens tot de rand van de ondergang gebracht.
  4. aanvangen, inleiden, in gebruik nemen
    «Náklady na rekonstrukci komunikace se pohybují kolem 12 miliónů korun a během šesti měsíců budou v místě stavby rekonstruovány trasy vodovodu a zavedeno nové veřejné osvětlení.»
    De kosten voor de reconstructie van de straat ligt rond de 12 milioen kronen en in de loop van 6 maanden zullen op de bouwplaats de waterleidingen vervangen worden en nieuwe lichtinstallaties ingebruik genomen worden.
  5. invoeren, introduceren
    «Každoroční letní čas byl v Československu zaveden v roce 1979.»
    De jaarlijkse zomertijd is in 1979 in Tsjecho-Slowakije ingevoerd.
  1. instalovat
  2. začít perfectief, zřídit, založit perfectief, zařídit
  1. odvést perfectief