inbouwen
- in·bou·wen
- samenstelling van in bw en bouwen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inbouwen |
bouwde in |
ingebouwd |
zwak -d | volledig |
inbouwen
- een gebouw, terrein, enz. met andere gebouwen omgeven
- in de constructie opnemen.
1.
- Het woord inbouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inbouwen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be