invoeren
- in·voe·ren
- samenstelling van in bw en voeren ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
invoeren |
voerde in |
ingevoerd |
zwak -d | volledig |
invoeren
- overgankelijk iets nieuws introduceren
- Wordt het niet eens tijd om een nieuwe stijl in te voeren.
- overgankelijk (techniek) invoer verzorgen in een systeem (met name informatie)
- Voer jij deze waarden even in?
- [1] inleiden
- [2] inbrengen, indoen, importeren
- herinvoering, invoerbelasting, invoerbepaling, invoerder, invoerheffing, invoering, invoerkeuring, invoerrecht, invoerveld
1. iets nieuws introduceren
2. gegevens in een electronisch apparaat stoppen
vervoeging van |
---|
invaren |
invoeren
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van invaren
- ...dat wij invoeren.
- ...dat jullie invoeren.
- ...dat zij invoeren.
- ...dat wij invoeren.
de invoeren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord invoer
- Het woord invoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "invoeren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be