introduceren
- Geluid: introduceren (hulp, bestand)
- IPA: / ˌɪntrodyˈserə(n) / (5 lettergrepen)
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
introduceren | geïntroduceerd |
introductie |
- in·tro·du·ce·ren
- via Latijn intrōdūcere ww "binnnenvoeren", in de betekenis van ‘voorstellen’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1][2][3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
introduceren |
introduceerde |
geïntroduceerd |
zwak -d | volledig |
introduceren
- overgankelijk iets nieuws inbrengen of invoeren in een bepaalde omgeving of een groter geheel
- Dat introduceert ongemerkt een andere foutenbron.
- overgankelijk (tijdelijk) een nieuw persoon toegang verschaffen tot een besloten gezelschap of voorziening
- Spelende leden kunnen niet-leden introduceren om zo kennis te laten maken met onze vereniging.
- overgankelijk iemand voor het eerst aan een publiek of groep mensen voorstellen
- Hij werd door de gastvrouwe geïntroduceerd.
1. iets nieuws inbrengen of invoeren
2. een nieuw persoon toegang verschaffen
3. iemand voor het eerst voorstellen
- Het woord introduceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "introduceren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ introduceren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "introduceren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be