vorstellen
- Geluid: vorstellen (hulp, bestand)
- Geluid: vorstellen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈfoːɐʃtɛlən /
- vor·stel·len
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vorstellen |
stellte vor |
(hat) vorgestellt |
zwak | volledig | scheidbaar |
vorstellen
- overgankelijk iets naar voren stellen
- overgankelijk iets vóór iets anders stellen
- overgankelijk presenteren, tonen
- onovergankelijk iets verbeelden, tonen
- overgankelijk iemand voorstellen (een kandidaat voordragen)
- overgankelijk iemand aan iemand anders voorstellen
- wederkerend sich vorstellen: zich aan iemand voorstellen
- wederkerend sich vorstellen: zich iets voorstellen
- [1]: vorrücken
- [3]: präsentieren
- [3-4]: zeigen
- [4]: darstellen
- [4]: widerspiegeln
- [5]: jemand vorschlagen
- [6]: 2 oder mehr Personen miteinander bekanntmachen
- [7-8]: sich vorstellen
- [1-8]: Vorstellung