• voor·stel·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voorstellen
stelde voor
voorgesteld
zwak -d volledig

voorstellen [1]

  1. ditransitief het voorleggen van een idee aan iemand
    • Ik stelde hem voor om naar de bioscoop te gaan. 
    • Zij kregen een andere betalingswijze voorgesteld. 
    • Wat betreft de universiteiten stellen de onderzoekers voor om een groter deel van het geld naar technische opleidingen te verschuiven, als investering in die sector. [2] 
  2. overgankelijk het geven van een beeld van iets
    • Dat werd voorgesteld alsof het een geheel nieuw idee was. 
  3. overgankelijk vertellen wie iemand is
     Pogue stelde me voor aan zijn vriend ‘Barbie’, een excentrieke man die de lievelingsbarbie van zijn dochter met zich meedroeg en haar op allerlei rare plekken fotografeerde.[3]
  4. wederkerend zich voorstellen: vertellen wie je bent
  5. een beeld in de geest maken of oproepen
     Ik probeerde me voor te stellen waar ze nu mee bezig zouden zijn: met hun neus in de boeken of chattend met hun vrienden.[3]
     Het viel me meteen op dat deze woestijn niet de woestijn was die ik me had voorgesteld.[3]
     Je zou je voor kunnen stellen dat de Amerikanen een zucht van verlichting slaakten toen het Sovjetleger de opstand neersloeg en de rust en het afschrikkingsevenwicht werden hersteld.[4]

de voorstellenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord voorstel
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Arjan te Bogt 20-05-19 4 miljoen euro minder per jaar voor Saxion: ‘Onbegrijpelijk’
  3. 3,0 3,1 3,2
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be