Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·tro·duc·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord introductie introducties
verkleinwoord introductietje introductietjes

Zelfstandig naamwoord

de introductiev

  1. de presentatie van iets nieuws (in omloop brengen), of de inleiding van een nieuwkomer (bemiddeling)
    • Er is bij de introductie van dat nieuwe boek aardig wat aan de weg getimmerd. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen