introductiebrief
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·tro·duc·tie·brief
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van introductie zn en brief zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | introductiebrief | introductiebrieven |
verkleinwoord | introductiebriefje | introductiebriefjes |
Zelfstandig naamwoord
de introductiebrief m
- brief waarmee een persoon door iemand wordt voorgesteld
- ▸ De gemeente is volgens een woordvoerder door een directeur van een basisschool in Almelo op de verkooptruc van SWA-Advies geattendeerd, nadat hij er zelf mee was geconfronteerd. Volgens de zegsman wordt door Almelo niet samengewerkt met SWA-Advies. De gemeente laat haar informatiegids verzorgen door De Telefoongids BV/Lokaal Totaal. Dat werkt met advertentieverkopers die in het bezit zijn van een introductiebrief van de gemeente. Plaatsing van gegevens in het Lokaal Totaal-deel van de gids is gratis. De gemeente heeft het voorval bij de politie gemeld.[1]
Gangbaarheid
- Het woord introductiebrief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Almelo waarschuwt voor verkooptruc” (12-11-2008), Tubantia