implementeren
- im·ple·men·te·ren
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘verwezenlijken’ voor het eerst aangetroffen in 1983 [1]
- afgeleid van het Franse implémenter (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
implementeren |
implementeerde |
geïmplementeerd |
zwak -d | volledig |
implementeren overgankelijk
- tot uitvoering brengen
- (informatica) installeren, testen en in gebruik nemen van apparatuur, informatiesysteem, programmatuur en/of procedures, plannen, ideeën, standaards of beleid in een organisatie
- Het woord implementeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "implementeren" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "implementeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ implementeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be