wedden
- wed·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wedden |
wedde |
gewed |
zwak -d | volledig |
wedden
- inergatief geld inzetten op een toekomstige gebeurtenis
- Er werd grof gewed op de uitkomst van de westrijd.
1. geld wagen op een toekomstige gebeurtenis
de wedden mv
vervoeging van |
---|
wedden |
wedden
- meervoud verleden tijd van wedden
- Wij wedden.
- Jullie wedden.
- Zij wedden.
- Wij wedden.
- Het woord wedden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wedden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "wedden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wedden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be