Wed met drinkende koeien (Zierikzee)
  • wed
enkelvoud meervoud
naamwoord wed wedden
verkleinwoord wedje wedjes

het wedo

  1. (geologie) doorwaadbare plaats, voorde
  2. drenkplaats
  3. weddenschap
vervoeging van
wedden

wed

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wedden
    • Ik wed. 
  2. gebiedende wijs van wedden
    • Wed! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wedden
    • Wed je? 
86 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[6]


vervoeging (A)
onbepaalde wijs to  wed 
he/she/it  weds 
verleden tijd  wedded 
 wed 
voltooid
deelwoord
 wedded 
 wed 
onvoltooid
deelwoord
 wedding 
gebiedende wijs  wed 

wed

  1. onovergankelijk, (juridisch) in het huwelijk treden, huwen, trouwen
  2. overgankelijk, (juridisch) huwen met, trouwen met
  3. overgankelijk koppelen, paren [2]
  1. wed (v.), Online