• voor·de
  • In de betekenis van ‘doorwaadbare plaats’ voor het eerst aangetroffen in 779 [1]
  • Verwant aan Grieks poros (weg door/over het water, brug). Deze stam is te vinden in diverse geografische plaatsaanduidingen zoals Amersfoort, Ruddervoorde (West-Vlaanderen), Frankfurt, Oxford en Bosporus. Er bestaat ook verwantschap met de Nederlandse woorden poort en fjord.
enkelvoud meervoud
naamwoord voorde voorden
verkleinwoord - -

de voordev / m

  1. een doorwaadbare plaats in een beek of rivier
45 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[2]