wedren
  • wed·ren
enkelvoud meervoud
naamwoord wedren wedrennen
verkleinwoord

de wedrenm

  1. wedstrijd waarbij men als eerste de eindstreep probeert te halen
    • Kroonprins Frederik, die op 26 mei jarig is, loopt in alle vijf steden een stukje mee, zo liet het paleis bij de aankondiging van de inschrijving van het loopfeest weten. De wedrennen worden gehouden in Kopenhagen, Aarhus, Aalborg, Odense en Esbjerg.[2] 
  2. (figuurlijk) wedstrijd waarbij men probeert op de concurenten een voorsprong te hebben en te houden
    • Ook daar volgen de ontwikkelingen elkaar in snel tempo op. Allerlei partijen zoals universiteiten, kennisinstituten als het Nederlandse TNO en uiteraard bedrijven zijn bezig met het verbeteren van batterijen voor grootschalige opslag van duurzame energie. Het is een echte wedren. Het lijkt een beetje op de Wet van Moore die ooit voor computerchips werd geformuleerd.[3] 
76 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 03 nov. 2017
  3. de Telegraaf ROBERT SCHUCKINK KOOL 13 jun. 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be