vijfhonderdvijfenveertig

       
0 5 4 5
vijfhonderdvijfenveertig,
op een abacus
  • vijf·hon·derd·vijf·en·veer·tig

vijfhonderdvijfenveertig

  1. "545", het getal tussen vijfhonderdvierenveertig en vijfhonderdzesenveertig, vijfhonderd plus vijfenveertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen vijfhonderdvijfenveertig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer vijfhonderdvijfenveertig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "vijfhonderdvijfenveertig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord vijfhonderdvijfenveertig vijfhonderdvijfenveertigs
verkleinwoord vijfhonderdvijfenveertigje vijfhonderdvijfenveertigjes

de vijfhonderdvijfenveertigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 545 is aangeduid
    • Als jij vijfhonderdvijfenveertig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de vijfhonderdvijfenveertigmv

  1. groep van 545 eenheden
    • Die vijfhonderdvijfenveertig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.