vierhonderdzesenzeventig

       
0 4 7 6
vierhonderdzesenzeventig,
op een abacus
  • vier·hon·derd·zes·en·ze·ven·tig

vierhonderdzesenzeventig

  1. "476", het getal tussen vierhonderdvijfenzeventig en vierhonderdzevenenzeventig, vierhonderd plus zesenzeventig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen vierhonderdzesenzeventig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer vierhonderdzesenzeventig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "vierhonderdzesenzeventig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord vierhonderdzesenzeventig vierhonderdzesenzeventigs
verkleinwoord vierhonderdzesenzeventigje vierhonderdzesenzeventigjes

de vierhonderdzesenzeventigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 476 is aangeduid
    • Als jij vierhonderdzesenzeventig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de vierhonderdzesenzeventigmv

  1. groep van 476 eenheden
    • Die vierhonderdzesenzeventig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.