vierhonderdnegenenveertig

       
0 4 4 9
vierhonderdnegenenveertig,
op een abacus
  • vier·hon·derd·ne·gen·en·veer·tig

vierhonderdnegenenveertig

  1. "449", het getal tussen vierhonderdachtenveertig en vierhonderdvijftig, vierhonderd plus negenenveertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen vierhonderdnegenenveertig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer vierhonderdnegenenveertig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "vierhonderdnegenenveertig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord vierhonderdnegenenveertig vierhonderdnegenenveertigs
verkleinwoord vierhonderdnegenenveertigje vierhonderdnegenenveertigjes

de vierhonderdnegenenveertigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 449 is aangeduid
    • Als jij vierhonderdnegenenveertig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de vierhonderdnegenenveertigmv

  1. groep van 449 eenheden
    • Die vierhonderdnegenenveertig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.