vierhonderdachtenzeventig

       
0 4 7 8
vierhonderdachtenzeventig,
op een abacus
  • vier·hon·derd·acht·en·ze·ven·tig

vierhonderdachtenzeventig

  1. "478", het getal tussen vierhonderdzevenenzeventig en vierhonderdnegenenzeventig, vierhonderd plus achtenzeventig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen vierhonderdachtenzeventig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer vierhonderdachtenzeventig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "vierhonderdachtenzeventig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord vierhonderdachtenzeventig vierhonderdachtenzeventigs
verkleinwoord vierhonderdachtenzeventigje vierhonderdachtenzeventigjes

de vierhonderdachtenzeventigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 478 is aangeduid
    • Als jij vierhonderdachtenzeventig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de vierhonderdachtenzeventigmv

  1. groep van 478 eenheden
    • Die vierhonderdachtenzeventig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.