tweehonderdvijfenzestig

Nederlands

       
0 2 6 5
tweehonderdvijfenzestig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·hon·derd·vijf·en·zes·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

tweehonderdvijfenzestig

  1. "265", het getal tussen tweehonderdvierenzestig en tweehonderdzesenzestig, tweehonderd plus vijfenzestig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweehonderdvijfenzestig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdvijfenzestig van het grootste hotel. 
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdvijfenzestig" ht als linkerdeel

Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord tweehonderdvijfenzestig tweehonderdvijfenzestigs
verkleinwoord tweehonderdvijfenzestigje tweehonderdvijfenzestigjes

Zelfstandig naamwoord

de tweehonderdvijfenzestigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 265 is aangeduid
    • Als jij tweehonderdvijfenzestig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

tweehonderdvijfenzestig mv

  1. groep van 265 eenheden
    • Die tweehonderdvijfenzestig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden. 

Gangbaarheid