tweehonderdvijfentwintig

Nederlands

       
0 2 2 5
tweehonderdvijfentwintig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·hon·derd·vijf·en·twin·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

tweehonderdvijfentwintig

  1. "225", het getal tussen tweehonderdvierentwintig en tweehonderdzesentwintig, tweehonderd plus vijfentwintig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweehonderdvijfentwintig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdvijfentwintig van het grootste hotel. 
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdvijfentwintig" ht als linkerdeel

Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord tweehonderdvijfentwintig tweehonderdvijfentwintigs
verkleinwoord tweehonderdvijfentwintigje tweehonderdvijfentwintigjes

Zelfstandig naamwoord

tweehonderdvijfentwintig v / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 225 is aangeduid
    • Als jij tweehonderdvijfentwintig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

tweehonderdvijfentwintig mv

  1. groep van 225 eenheden
    • Die tweehonderdvijfentwintig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden. 

Gangbaarheid