tweehonderdveertien

       
0 2 1 4
tweehonderdveertien,
op een abacus
  • twee·hon·derd·veer·tien

tweehonderdveertien

  1. "214", het getal tussen tweehonderddertien en tweehonderdvijftien, tweehonderd plus veertien
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweehonderdveertien euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdveertien van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdveertien" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord tweehonderdveertien tweehonderdveertiens
verkleinwoord tweehonderdveertientje tweehonderdveertientjes

de tweehonderdveertienv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 214 is aangeduid
    • Als jij tweehonderdveertien opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de tweehonderdveertienmv

  1. groep van 214 eenheden
    • Die tweehonderdveertien kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.