tweehonderdeenenveertig

Nederlands

       
0 2 4 1
tweehonderdeenenveertig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·hon·derd·een·en·veer·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

tweehonderdeenenveertig

  1. "241", het getal tussen tweehonderdveertig en tweehonderdtweeënveertig, tweehonderd plus eenenveertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweehonderdeenenveertig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdeenenveertig van het grootste hotel. 
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdeenenveertig" ht als linkerdeel

Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord tweehonderdeenenveertig tweehonderdeenenveertigs
verkleinwoord tweehonderdeenenveertigje tweehonderdeenenveertigjes

Zelfstandig naamwoord

tweehonderdeenenveertig v / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 241 is aangeduid
    • Als jij tweehonderdeenenveertig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

tweehonderdeenenveertig mv

  1. groep van 241 eenheden
    • Die tweehonderdeenenveertig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden. 

Gangbaarheid