tweehonderddrieënzestig
Nederlands
0 | 2 | 6 | 3 |
tweehonderddrieënzestig,
op een abacus
op een abacus
Uitspraak
- Geluid: tweehonderddrieënzestig (hulp, bestand)
- IPA: / ˌtwehɔndərˈdrijənˌsɛstəx / (7 lettergrepen)
Woordafbreking
- twee·hon·derd·drieën·zes·tig, twee·hon·derd·drie·en·zes·tig
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tweehonderd ht en drieënzestig ht
Hoofdtelwoord
tweehonderddrieënzestig
- "263", het getal tussen tweehonderdtweeënzestig en tweehonderdvierenzestig, tweehonderd plus drieënzestig
- om een hoeveelheid aan te geven
- De totale kosten bedragen tweehonderddrieënzestig euro en zevenendertig cent.
- om een plaats in een volgorde aan te geven
- We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderddrieënzestig van het grootste hotel.
- om een hoeveelheid aan te geven
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
rangtelwoord
hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderddrieënzestig" ht als linkerdeel
Vertalingen
1. het getal 263
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tweehonderddrieënzestig | tweehonderddrieënzestigs |
verkleinwoord | tweehonderddrieënzestigje | tweehonderddrieënzestigjes |
Zelfstandig naamwoord
- dat wat in een (rang)ordening met 263 is aangeduid
- Als jij tweehonderddrieënzestig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner.
tweehonderddrieënzestig mv
- groep van 263 eenheden
- Die tweehonderddrieënzestig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.
Gangbaarheid
- Het woord 'tweehonderddrieënzestig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.