tweehonderdachtendertig

Nederlands

       
0 2 3 8
tweehonderdachtendertig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·hon·derd·acht·en·der·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

tweehonderdachtendertig

  1. "238", het getal tussen tweehonderdzevenendertig en tweehonderdnegenendertig, tweehonderd plus achtendertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweehonderdachtendertig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdachtendertig van het grootste hotel. 
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdachtendertig" ht als linkerdeel

Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord tweehonderdachtendertig tweehonderdachtendertigs
verkleinwoord tweehonderdachtendertigje tweehonderdachtendertigjes

Zelfstandig naamwoord

tweehonderdachtendertig v / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 238 is aangeduid
    • Als jij tweehonderdachtendertig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

tweehonderdachtendertig mv

  1. groep van 238 eenheden
    • Die tweehonderdachtendertig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden. 

Gangbaarheid