tree
- IPA: /tre/
- tree
- Samentrekking door elisie van d uit trede.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tree | treeën trees |
verkleinwoord | treetje | treetjes |
- opstapje dat deel uitmaakt van een trap
- Nog maar een paar treetjes en we zijn er!
- opstapje dat deel uitmaakt van een ladder
1. opstapje dat deel uitmaakt van een trap
2. opstapje dat deel uitmaakt van een ladder
- Het woord tree staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tree" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- tree
- Afkomstig van het Oudengelse woord "trēow".
enkelvoud | meervoud |
---|---|
tree | trees |
tree
- (plantkunde) boom [1]
- apple tree
- Christmas tree
- gum tree
- tree-covered
- tree-dwelling
- tree-high
- tree-like
- tree-lined
- treeless
- a stately tree
een statige boom