marche
vervoeging van |
---|
marcher |
marche
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van marcher
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van marcher
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van marcher
vervoeging van |
---|
marchar |
marche