steg
- steg
- In de betekenis van ‘smalle weg’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477.[1]
- erfwoord: Middelnederlands stech ‘vonder’, ontwikkeld uit Westgermaans *stiga-, afleiding van het ww. *stīgan-; waarvoor zie stijgen.[2] Evenzo Nederduits Steg ‘slootplank; kam (snaarinstrument)’ en Duits Steg ‘plank, vonder’.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | steg | - |
verkleinwoord | - | - |
ergens de omgeving totaal niet kennen
- Het woord steg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "steg" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ steg op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- steg
Naar frequentie | 3107 |
---|
steg
- voltooid deelwoord van stige