Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·blet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tablet tabletten
verkleinwoord tabletje tabletjes

Zelfstandig naamwoord

tablet v/m/o

  1. (farmacologie) pastille, pil
    • Neem een tablet in. 
  2. (voeding) plak [2]
    • Een tablet chocolade. 
  3. (bouwkunde) houten of glazen plaat, meestal gebruikt om iets af te werken
    • Een tablet van glas. 
  4. platrond voorwerp dat een bepaalde werkzame stof (zeep, schoonmaakmiddel e.d.) bevat
    • Een tablet wasmiddel. 
  5. kleitablet
    • Hurritische tabletten. 
  6. (tuinbouw) kweekbak die wordt geplaatst in een kas ([3])
    • In de kas bevindt zich aan één kant een groot tablet met planten in pot, daartegenover is een tufwand gemaakt van dunne travertinplaten.[3] 
Hyponiemen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord tablet tablets
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

táblet m

  1. (elektronica) een platte computer die vrijwel alleen bestaat uit een aanraakbaar beeldscherm
    • Hij zat de hele dag op zijn tablet. 
 
Een tablet die wordt bediend door schermaanraking
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
tablet tablets

Zelfstandig naamwoord

tablet

  1. tablet [1], pil, pastille
  2. tablet [5], kleitablet
  3. tabletcomputer, tablet