comprimé
- com·pri·mé
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | comprimé | comprimés |
verkleinwoord | comprimeetje | comprimeetjes |
de comprimé m
- (medisch) pil van samengeperst poeder
- Zelfs tijdens het eten of het drinken van liters cola blijft deze comprimé "een rots in de branding". [1]
- Is het gewoon maar een flauwte? Op de tong van Gregoria laat mama een blauwig comprimé vallen. We kunnen de comprimé buitengewoon snel zien smelten. Heel gauw is de poederachtige hoedanigheid van de comprimé vochtig, doorweekt geworden, verliest hij zijn ronde vorm, begint er een papachtig medicament zich over de tong van Gregoria uit te spreiden. Gregoria moet proberen haar mond te sluiten, fluistert mama; ze moet trachten het medicament doorgeslikt te krijgen. [2]
- Het woord comprimé staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "comprimé" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Libbenga, J.Kleeftablet met superlijm voor lange werking (12 december 1991) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-04-19
- ↑ Gilliams, M."Gregoria of een huwelijk Elseneur (fragment)" in: Raster. Nieuwe reeks. nr. 16 (1980) De Bezige Bij, Amsterdam; ISBN 90 234 1326 1; p. 21; geraadpleegd 2019-04-19
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
comprimé
- voltooid deelwoord (participe passé) van comprimer