spek
- spek
- In de betekenis van ‘een soort suikergoed’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1873 [1]
- In de betekenis van ‘vet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1108 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spek | - |
verkleinwoord | spekje | spekjes |
het spek o
- (biologie), (voeding) een laag vet tussen huid en vlees bij grote zoogdieren [2]
- Hij at 's morgens graag eieren met gebakken spek.
- sponzige zoetwaar [3]
- snoep, suikergoed
|
- [1] met spek schietenoverdrijven of opscheppen
- [1] voor spek en bonen meedoenzonder winst of kost laten meedoen ofwel: meedoen maar door de andere deelnemers niet serieus worden genomen
- [1] er voor spek en bonen bijzittenniet meetellen
- [1] de kat bij het spek zetten
- [1] de kat op het spek binden
1. onderhuidse vetlaag bij varkens
vervoeging van |
---|
spekken |
spek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spekken
- Ik spek.
- gebiedende wijs van spekken
- Spek!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spekken
- Spek je?
- Het woord spek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spek" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "spek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ spek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ spek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be