spekslager
- Geluid: spekslager (hulp, bestand)
- spek·sla·ger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spekslager | spekslagers |
verkleinwoord |
de spekslager m
- (beroep) slager die varkensvlees verkoopt
- Overal waar ik kom en een slager weet die nog in spek doet, koop ik vet spek en liefst gerookte. Balkbrug, Wehl, Heusden, daar zitten ze. Spekslagers en worstkampioenen. Maar ook in Groningen, in Maastricht en nog zo een aantal grote steden, van Friesland tot op Walcheren. Met er een paar te noemen doe je anderen te kort die ook in de krant zouden moeten. Want ze zijn er nog en verdienen aandacht. Voor het te laat is. We zouden ze in een schriftje moeten hebben. [2]
- Rouwig is Sengers (67) er niet om. Ook al verdwijnt de in 1938 geopende slagerij na „vijf generaties spekslagers” voorgoed uit Rotterdam. „Mijn voordeel is mijn leeftijd. Ik hoef niet meer zo nodig. Zo erg als vijftien jaar geleden, met al die junks en pooiers, is het niet meer. Maar er lopen nog genoeg vreemde vogels rond, die het winkelpubliek op afstand houden.” [3]
- Het woord spekslager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spekslager" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool 26 AUGUSTUS 2009 roken-met-weinig-rook
- ↑ NRC Mark Hoogstad 2 augustus 2007 Rottigheid, ranzigheid en leegstand
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be