specifiek
- spe·ci·fiek
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | specifiek | specifieker | specifiekst |
verbogen | specifieke | specifiekere | specifiekste |
partitief | specifieks | specifiekers | - |
specifiek
- op zichzelf staand en met karakteristieke, duidelijk gedefinieerde eigenschappen
- Eén zo'n specifiek geval moet voorlopig nog als een uitzondering worden beschouwd.
- (medisch) kenmerkend
- Roken is mogelijk schadelijk voor het DNA. Na het stoppen van roken, herstelt het lichaam na verloop van tijd, maar volgens een nieuwe studie kan dit proces bij negentien specifieke genen echter tot meer dan dertig jaar duren. [1]
1. kenmerkend
specifiek
- in het bijzonder
- Onze diensten zijn specifiek afgestemd op de behoeften van de wat oudere reizigers.
1. in het bijzonder
- Het woord specifiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "specifiek" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ www.nu.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be