Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·zon·der·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen afzonderlijk
verbogen afzonderlijke
partitief afzonderlijks

Bijvoeglijk naamwoord

afzonderlijk

  1. op zichzelf staand
    • The Hitchhikers guide to the galaxy bestaat nu uit 6 afzonderlijke delen. 
     In een tijd waarin praktisch alle bouwactiviteiten geregeld en ingeperkt werden door de staat, of zo je wilde de partij, waren aanhoudende goede relaties misschien op de lange duur waardevoller dan winst in een afzonderlijk project.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen