slaan/vervoeging
Nederlands
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van slaan | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | slaan | te slaan | ||||||||
toekomend | zullen slaan | te zullen slaan | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geslagen | te hebben geslagen | ||||||||
toekomend | geslagen zullen hebben | geslagen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
slaand | geslagen | ev. sla |
mv. verouderd slaat |
sla | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | sla | slaat | slaat | slaat | slaat | slaan | slaan | slaan | |||
verleden (o.v.t.) | sloeg | sloeg | sloeg | sloegt | sloeg | sloegen | sloegen | sloegen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal slaan | zult/zal slaan | zult/zal slaan | zult slaan | zal slaan | zullen slaan | zullen slaan | zullen slaan | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou slaan | zou slaan | zou(dt) slaan | zoudt slaan | zou slaan | zouden slaan | zouden slaan | zouden slaan | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geslagen | hebt geslagen | hebt/heeft geslagen | hebt geslagen | heeft geslagen | hebben geslagen | hebben geslagen | hebben geslagen | |||
verleden (v.v.t.) | had geslagen | had geslagen | had geslagen | hadt geslagen | had geslagen | hadden geslagen | hadden geslagen | hadden geslagen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geslagen hebben | zal/zult geslagen hebben | zult/zal geslagen hebben | zult geslagen hebben | zal geslagen hebben | zullen geslagen hebben | zullen geslagen hebben | zullen geslagen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geslagen hebben | zou geslagen hebben | zou/zoudt geslagen hebben | zoudt geslagen hebben | zou geslagen hebben | zouden geslagen hebben | zouden geslagen hebben | zouden geslagen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geslagen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geslagen | er is geslagen | |||||||||
verleden | er werd geslagen | er was geslagen | |||||||||
toekomend | er zal geslagen worden | er zal geslagen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geslagen worden | er zou geslagen zijn | |||||||||
lijdende vorm geslagen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geslagen worden | geslagen te worden | ||||||||
toekomend | geslagen zullen worden | geslagen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geslagen zijn | geslagen te zijn | ||||||||
toekomend | geslagen zullen zijn | geslagen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geslagen | wordt geslagen | wordt geslagen | wordt geslagen | wordt geslagen | worden geslagen | worden geslagen | worden geslagen | |||
verleden (o.v.t.) | werd geslagen | werd geslagen | werd geslagen | werdt geslagen | werd geslagen | werden geslagen | werden geslagen | werden geslagen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geslagen worden | zult geslagen worden | zult geslagen worden | zult geslagen worden | zal geslagen worden | zullen geslagen worden | zullen geslagen worden | zullen geslagen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geslagen worden | zou geslagen worden | zou/zoudt geslagen worden | zoudt geslagen worden | zou geslagen worden | zouden geslagen worden | zouden geslagen worden | zouden geslagen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geslagen | bent geslagen | bent/is geslagen | zijt geslagen | is geslagen | zijn geslagen | zijn geslagen | zijn geslagen | |||
verleden (v.v.t.) | was geslagen | was geslagen | was geslagen | waart geslagen | was geslagen | waren geslagen | waren geslagen | waren geslagen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geslagen zijn | zult geslagen zijn | zult geslagen zijn | zult geslagen zijn | zal geslagen zijn | zullen geslagen zijn | zullen geslagen zijn | zullen geslagen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geslagen zijn | zou geslagen zijn | zou/zoudt geslagen zijn | zoudt geslagen zijn | zou geslagen zijn | zouden geslagen zijn | zouden geslagen zijn | zouden geslagen zijn |
Afrikaans
bewerkenInfinitief | Voltooid deelwoord |
Onvoltooid deelwoord |
Gebiedende wijs | ||
---|---|---|---|---|---|
kaal | slaan | geslaan | slaande | bevest. | slaan! |
met te | te slaan | te geslaan het | ontk. | moenie slaan nie! | |
Tegenwoordig | Toekomend | Voorwaardelijk | |||
Onvoltooid | ek slaan | ek sal slaan | ek sou slaan | ||
Voltooid | ek het geslaan | ek sal geslaan het | ek sou geslaan het | ||
Lijdende vorm | |||||
Onvoltooid | ek word geslaan | ek sal geslaan word | ek sou geslaan word | ||
Voltooid | ek is/was geslaan | ek sal geslaan gewees het | ek sou geslaan gewees het |