slaand
- slaand
vervoeging van: | slaan |
verbogen vorm: | slaande |
slaand
- onvoltooid deelwoord van slaan
- attributief gebruikt die slaat, waarbij of waarmee geslagen wordt
- De spugende en slaande man werd in de boeien geslagen.
- Hij maakte een slaande beweging.
- Ze kregen slaande ruzie.
- bijwoordelijk gebruikt terwijl men slaat
- Hij vertrok boos, al slaande met de deuren.
- Het woord slaand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.