Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sloegt

Werkwoord

vervoeging van
slaan

sloegt

  1. gij-vorm verleden tijd van slaan
    • Gij sloegt. 
    • Sta op, verlos mij, Heer,
      Gij sloegt reeds menig keer
      met uw geduchte handen
      mijn vijand op de kaak,
      ja, Gij vergruisde vaak
      der goddelozen tanden.
       [1]

Verwijzingen