saillant
- sail·lant
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | saillant | saillanter | saillantst |
verbogen | saillante | saillantere | saillantste |
partitief | saillants | saillanters | - |
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opvallend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
saillant
- opvallend
- Dat vind ik toch wel een saillant detail.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | saillant | saillanten saillants |
verkleinwoord | saillantje | saillantjes |
- (bouwkunde), (militair) uitstulping voor extra bescherming tegen vijandelijke aanvallen in de frontlijn van een verdedigingswerk (zoals een bastion)
- ▸ Een Halve maan is een in de hoofdgracht gelegen buitenwerk van een vesting, met als taak de dekking van de saillant van het bastion of ravelijn; de benaming is ontleend aan de naar binnen gebogen achterzijde (de keel).[2]
- Het woord saillant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "saillant" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "saillant" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “ARCHEOLOGISCHE EVALUATIE EN WAARDERING VAN DE SPAANSE CITADEL Zoutleeuw, provincie Vlaams Brabant” (2013), Onroerend Erfgoed
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Geluid: saillant (hulp, bestand)
saillant
- tegenwoordig deelwoord (participe présent) van saillir
saillant
- tegenwoordig deelwoord (participe présent) van sailler
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | saillant | saillants |
vrouwelijk | saillante | saillantes |
saillant
- vooruitstekend, uitpuilend, uitstekend [2]
- «Un nez saillant.»
- Een úítstekende neus.
- «Un nez saillant.»
- opvallend, saillant
- levendig