• sail·lant
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen saillant saillanter saillantst
verbogen saillante saillantere saillantste
partitief saillants saillanters -
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opvallend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]

saillant

  1. opvallend
    • Dat vind ik toch wel een saillant detail. 
enkelvoud meervoud
naamwoord saillant saillanten
saillants
verkleinwoord saillantje saillantjes

saillantm/v/o

  1. (bouwkunde), (militair) uitstulping voor extra bescherming tegen vijandelijke aanvallen in de frontlijn van een verdedigingswerk (zoals een bastion)
     Een Halve maan is een in de hoofdgracht gelegen buitenwerk van een vesting, met als taak de dekking van de saillant van het bastion of ravelijn; de benaming is ontleend aan de naar binnen gebogen achterzijde (de keel).[2]
84 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[3]


Geluid:  saillant    (hulp, bestand)

saillant

  1. tegenwoordig deelwoord (participe présent) van saillir

saillant

  1. tegenwoordig deelwoord (participe présent) van sailler
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   saillant saillants
  vrouwelijk   saillante saillantes

saillant

  1. vooruitstekend, uitpuilend, uitstekend [2]
    «Un nez saillant
    Een úítstekende neus.
  2. opvallend, saillant
  3. levendig