• voor·uit·ste·kend
vervoeging van: vooruitsteken
verbogen vorm: vooruitstekende

vooruitstekend

  1. onvoltooid deelwoord van vooruitsteken
stellend
onverbogen vooruitstekend
verbogen vooruitstekende
partitief vooruitstekends

vooruitstekend

  1. naar voren wijzend; meer naar voren dan de omgeving
    • Dat gebit hebben we laten maken, omdat de echte Freddie nogal vooruitstekende tanden had. [1] 
    • Of zoals poppenmaker Evert Josemanders zegt: "Met de pop van Peter R. de Vries was ik het snelst klaar. Die vooruitstekende onderkaak is heerlijk voor een poppenmaker." [2] 
    • Het analyseren van uiterlijke kenmerken en gedrag bleef ook in de 18e eeuw in de mode. Zo schreef de filosoof Johann Lavater boeken over wat hij fysionomie, oftewel het karakter van een mens aflezen van diens gezicht, noemde. Zo schreef hij onder andere dat vrouwen met een puntige neus en vooruitstekende tanden vermeden moesten worden als de pest, vanwege hun onbetrouwbare karakter. [3]