• op·val·lend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen opvallend opvallender opvallendst
verbogen opvallende opvallendere opvallendste
partitief opvallends opvallenders -

opvallend

  1. wat de aandacht trekt en wat iedereen dus direct ziet
     De perrons zijn verlaten, in de hal zitten de reizigers op gepaste afstand van elkaar op de wachtbanken, die anders vol zijn. Deze hele week is het al rustiger dan normaal, maar deze vrijdag is het echt opvallend stil, zegt een NS-medewerker. Toch nemen ook nog aanzienlijk wat mensen wél de trein.[1]
     Een opvallende stijger was Eastman Kodak. Het bedrijf dat ooit befaamd was om zijn fotorolletjes wil zich met behulp van een overheidslening omvormen tot producent van grondstoffen voor medicijnen. Het bedrijf werd ruim 300 procent meer waard nadat de handel in het aandeel enige tijd werd stilgelegd.[2]
    • Een opvallende boom die Wattez meebracht naar Smalenbroek is de mammoetboom, die hij net naast de Ter Kuile-villa heeft geplaatst. Deze boom is een jonger broertje van zijn wereldberoemde soortgenoten in Californië, die daar al duizenden jaren het landschap sieren. Maar zelfs op de relatief jonge leeftijd van honderd jaar straalt de Enschedese mammoetboom al iets prehistorisch uit. [3] 
vervoeging van: opvallen
verbogen vorm: opvallende

opvallend

  1. onvoltooid deelwoord van opvallen
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1.   Weblink bron
    Charlotte Huisman
    “Wie neemt er nog de trein op een stil Utrecht Centraal?” (13 maart 2020), de Volkskrant
  2.   Weblink bron “Wall Street sluit hoger na Fed-besluit” (29 juli 2020), Reformatorisch Dagblad
  3. Tubantia 30-07-08 De twee gezichten van Smalenbroek
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be