uitpuilend
- Geluid: uitpuilend (hulp, bestand)
- uit·pui·lend
- onvoltooid deelwoord van uitpuilen
stellend | |
---|---|
onverbogen | uitpuilend |
verbogen | uitpuilende |
partitief | uitpuilends |
uitpuilend
- naar buiten uitstekend
- Zij keek met verbaasde, uitpuilende ogen naar haar cijferlijst waar alleen maar negens en tienen op stonden.
vervoeging van: | uitpuilen |
verbogen vorm: | uitpuilende |
uitpuilend
- Het woord uitpuilend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.