op de tekening zijn 1-2 bastions
  • bas·ti·on
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bolwerk’ voor het eerst aangetroffen in 1602 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord bastion bastions
verkleinwoord bastionnetje bastionnetjes

het bastiono

  1. (militair) (bouwkunde) uitstekend deel van een vestingswal
  2. (figuurlijk) plaats waar iemand of een organisatie heel sterk is
    • PVV-leider Wilders gaat donderdagavond naar PVV-bastion Rucphen om raadsleden te werven. Lokale politici maken zich geen zorgen.[4]  
    • Met de overwinning is het Iraakse leger een stap verder richting het oude stadscentrum, het laatste bastion van Islamitische Staat in Mosul.[5] 
91 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[6]


enkelvoud meervoud
bastion bastions

bastion

  1. bastion, bolwerk


  • bas·ti·on
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  bastion     le bastion     bastions     les bastions  

bastion m

  1. bastion, bolwerk