1. Zuid-Amerikaanse plant (Chenopodium quinoa)
2. zaden van Chenopodium quinoa

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • qui·noa
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord quinoa quinoa's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de quinoav

  1. (plantkunde) Zuid-Amerikaanse plant Chenopodium quinoa  , uit het geslacht Ganzenvoet
    (wikidata: quinoa  )
    • ... waar ooit de jagersgezinnen hun barre tocht opgaven om de planten te plukken en om er bonen en maïs te telen, quinoa, maniok, coca. [1]
  2. (voeding) zaden van de quinoaplant die als graan worden gebruikt
    • De akkers, op welken de Indiaanen het eene jaar aardappelen geteeld hebben, bezaaijen zij het volgende jaar met een ander zaad, quinoa genaamd, en naar onze gierst zeer veel gelijkende, hoewel het echter een ander gewas is, in Europa niet bekend. [2]
    • Quinoa kan dienen als vervanger van rijst of couscous. [3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

47 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
Groot-Brittannië: /ˈkiːnwɑː/, /kiːˈnəʊə/
Verenigde Staten: /ˈkinˌwɑ/, /k(w)əˈnoʊə/
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

quinoa

  1. (plantkunde) quinoa Zuid-Amerikaanse plant
  2. (voeding) zaden van de quinoaplant die als graan worden gebruikt


Frans

Zelfstandig naamwoord

quinoa v

  1. (plantkunde) quinoa Zuid-Amerikaanse plant
  2. (voeding) zaden van de quinoaplant die als graan worden gebruikt


Spaans

Zelfstandig naamwoord

quinoa v

  1. schrijfwijze voor quinua "quinoa"