• pom·pel·moes
  • Leenwoord uit het Tamil, in de betekenis van ‘grapefruit’ voor het eerst aangetroffen in 1648 [1]
  • samenstelling van  pompel  en  moes  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pompelmoes pompelmoezen
verkleinwoord pompelmoesje pompelmoesjes

de pompelmoesv / m

  1. (plantkunde) Citrus maxima   een tot tien meter hoge boom
    • De grapefruit is een kruising tussen de pompelmoes en de sinaasappel. 
  2. (fruit) een vrucht van deze boom
    • De pompelmoes heeft een dikke schil, kan tot 30 cm in doorsnee worden en is duidelijk zuurder dan de grapefruit. 
87 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]