Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • or·kaan
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘hevige stormwind’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1657 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord orkaan orkanen
verkleinwoord orkaantje orkaantjes

Zelfstandig naamwoord

de orkaanm

  1. (meteorologie) een bijzonder hevige storm
    • In het boek stond het ontstaan van een orkaan uitgelegd. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Zelfstandig naamwoord

orkaan

  1. orkaan


Estisch

Zelfstandig naamwoord

orkaan

  1. orkaan