medewerker
- Geluid: medewerker (hulp, bestand)
- me·de·wer·ker
- samenstelling van mede bw en werker zn of naamwoord van handeling van medewerken met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | medewerker | medewerkers |
verkleinwoord |
de medewerker m
- (beroep) iemand die met anderen in hetzelfde bedrijf, organisatie of vestiging werkt
- Zeven medewerkers van het chemische bedrijf raakten bij het ongeluk gewond.
- ▸ De perrons zijn verlaten, in de hal zitten de reizigers op gepaste afstand van elkaar op de wachtbanken, die anders vol zijn. Deze hele week is het al rustiger dan normaal, maar deze vrijdag is het echt opvallend stil, zegt een NS-medewerker. Toch nemen ook nog aanzienlijk wat mensen wél de trein.[1]
- mannelijke vorm van medewerkster
1. iemand die met anderen in hetzelfde bedrijf, organisatie of vestiging werkt
- Het woord medewerker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "medewerker" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Charlotte Huisman“Wie neemt er nog de trein op een stil Utrecht Centraal?” (13 maart 2020), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be