• luis·ter·rijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen luisterrijk luisterrijker luisterrijkst
verbogen luisterrijke luisterrijkere luisterrijkste
partitief luisterrijks luisterrijkers -

luisterrijk [1]

  1. met veel praal en schittering
    • Muziek maken, om minder zou het niet mogen gaan in deze wedstrijd. Want ook al hoor je elke avond twee totaal verschillende concerto’s, het gaat erom deze vaak eeuwenoude muziek zo te spelen dat je het zweet in de noten kan ruiken en zien parelen. Het is een van de grootste uitdagingen van een concertpianist anno nu: hoe geef je kleur en geur aan muziek die zo luisterrijk is dat iedereen in de zaal ze kan meefluiten? De twee finalisten die gisteren aantraden, hadden daar elk een ander antwoord op klaar.[2] 
    • De eervolle Willibrordplaquette werd haar zondagmorgen uitgereikt door pastoor Munsterhuis van de parochie Lumen Christie tijdens de viering van het Plechelmusfeest in de kerk van De Lutte, dat in het dorp jaarlijks op een luisterrijke en traditionele wijze wordt gevierd. [3]  
88 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 26/05/2016 door Tom Janssens
  3. Tubantia 17-07-2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be