sober
- so·ber
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘niet overvloedig’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
- Afgeleid van het Franse woord sobre.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | sober | soberder | soberst |
verbogen | sobere | soberdere | soberste |
partitief | sobers | soberders | - |
sober
- heel eenvoudig
- ▸ De chique, ruime schrijftafel van ebbenhout, die stijlvol was ingelegd met lichtere houtsoorten, die voor het raam was geplaatst naast de openslaande deuren naar het terras en die gepaard was aan een sobere maar degelijke en comfortabele houten bureaustoel uit de jaren dertig, had ik al meteen bij binnenkomst opgemerkt.[2]
- ▸ 'Ik neem aan dat je de laatste tijd een sober leven hebt geleid?' 'Ja, maar laten we zeggen dat dat nu ook voorbij is.'[3]
- Het woord sober staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sober" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sober" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 18
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
sober |
sober
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
sober | soberer | soberest |
sober