koren
- ko·ren
- [A] geen meervoud erfwoord via Middelnederlands corn van Oudnederlands corn, in de betekenis van ‘graan’ aangetroffen vanaf 1101 [1] [2] [3]
- [B] koor zn met de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koren | - |
verkleinwoord | - | - |
- Het woord koren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ koren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "koren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be