Nederlands

 
[2] korenbeurs
Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·ren·beurs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord korenbeurs korenbeurzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de korenbeursv / m

  1. plaats waar men graan verhandelt
  2. gebouw waarin graanhandelaren graan verhandelden
     De beurs werd vanwege de centrale ligging gehouden in Utrecht en duurde twee weken. Het was een groot succes. In de jaren erop werden jaarlijks beurzen georganiseerd. De Fruithal en Korenbeurs, waar de beurs de eerste paar jaar werd gehouden, bleken al snel te klein en werden gesloopt en vervangen.[2]
     Zaterdag zijn de deelnemers getuige van de Tourstart en tijdrit in Utrecht. Vanuit ‘stamcafé’ De Korenbeurs, vlakbij de finish bij de Jaarbeurs, kunnen de verrichtingen van de renners worden gevolgd. Zondag is het vestingstadje Montfoort de plek waar de Tukkers kijken naar de passage van de reclamekaravaan en het peloton.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Van paus tot motormuis: de Jaarbeurs bestaat 100 jaar” (26 februari 2017, 09:31), NOS
  3.   Weblink bron “Drie dagen in ban van Ronde van Frankrijk” (20-03-15,), Tubantia