Nederlands

 
schematische voorstelling van een korenaar
 
gestileerde korenaar op schild
Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·ren·aar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord korenaar korenaren
verkleinwoord korenaartje korenaartjes

Zelfstandig naamwoord

de korenaarv / m

  1. bovenste deel van een korenhalm met de graankorrels
    • Met fijn zand zoals dat onder meer op Twickel werd gevonden, kleine hoopjes met een vinger in zon- of stervorm vegen. Of er het patroon van de donderbezem of korenaar in tekenen. Voor bezoek werd opgeruimd, schoongemaakt én versierd. Veel geld was er bij de meeste mensen niet, tijd wel. Low-budget versieren voor Chinese slingers bij de discounter in het rek kwamen voor het snelle versierwerk.[2] 
    • Soms zie je hem (Gideon Levy) vanachter zijn Ray Ban-montuur een Wikipedia-lemma over gentechnologie bestuderen. Of met een korenaar in de hand in de Tweede Kamer. Niet spannend. Gelukkig gaat hij ook naar buiten. Zo vliegen we van de bakker op de hoek via Brussel binnen tien minuten naar Oeganda, waar het abstracte voedselprobleem zo concreet wordt als een banaan. De technologie achter de genbanaan blijkt afkomstig van zadenfabrikant Monsanto. En Monsanto is eng. Cliffhanger van vanavond: komen we binnen bij Monsanto?[3]  
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Peter Zandee 09-10-2016
  3. NRC Arjen van Veelen 8 juni 2011
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be