keg
- keg
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | keg | keggen |
verkleinwoord | keggetje kegje |
keggetjes kegjes |
- (techniek) een blok met één schuine kant, waarmee men iets kan vastklemmen of het wegrollen van bijv. een wiel kan verhinderen. (De doorsnede van een keg is een rechthoekige driehoek, van een wig is dat een gelijkbenige driehoek.
- De deur woei steeds dicht, we hebben er een keg onder geschoven.
- (muziekinstrument), (gereedschap) een wigvormige demper van rubber die wordt gebruikt bij het stemmen van piano of klavecimbel
- Om de toon van de te stemmen snaar goed te beluisteren, worden de overige snaren van het snarenkoor met keggen gedempt.
- [2] klavecimbel, piano, snaar, stemhamer, stemvork
1. een blok met een schuine kant
vervoeging van |
---|
keggen |
keg
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van keggen
- Ik keg.
- gebiedende wijs van keggen
- Keg!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van keggen
- Keg je?
- Het woord keg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "keg" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
38 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ keg op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be